Paps en mams, ik lijk steeds meer op jullie

Een stuugroepfamilie in 2018

Een stuugroepfamilie in 2018

Stef Bos voorspelde met zijn nummer ‘Papa, ik lijk steeds meer op jou’ al dat we vroeg of laat onze ouders allemaal onze ouders worden. Vaak horen we al een groot deel van ons leven dat we op vader of moeder lijken en zelfs in onze opstandige puberjaren moeten we al erkennen dat we wel wat van ze weg hebben. Maar, over het algemeen willen we ons eigen pad kiezen - eigenwijs dat we zijn. De unieke persoon die we zijn ontwikkelen. En bovendien anders zijn dan onze ouders. Helaas, we zijn gedoemd om een cocktail van onze (voor-)ouders te worden. 

Laat ik mezelf als voorbeeld nemen om het simpel te houden. Als echte millennial ben ik altijd op zoek naar wie ik echt ben, op zoek naar hoe ik mezelf kan ontwikkelen en vooral bezig met mijn optimale individuele zelf zijn. Als tienerjongen accepteerde ik dat ik qua uiterlijk op mijn moeder leek (en nog steeds lijk) en dat veel van mijn persoonlijke trekjes van mijn vader komen. Maar verder dan dat was ik vooral mezelf. Uniek. En bovendien ging ik echt niet zoals mijn ouders worden. 

Lang hield ik mijn illusie in leven. Zo ging ik studeren aan een universiteit en trok ik zelfs tijdelijk naar het buitenland. Die kans hebben mijn ouders nooit gehad, maar ik vond dat een teken dat ik echt anders was. Verder waren mijn interesses echt totaal anders dan die van mijn ouders begin twintig: feesten, drinken, American Football spelen en plannen om de wereld te veroveren. Daarbij kom ik ook nog eens uit het diepste Zuiden van het land en wilde ik als echte rebel wegtrekken om mijn eigen pad ook fysiek in te slaan. Jarenlang zong ik luidkeels met het nummer van Stef Bos mee, zonder er een woord van te geloven. Tot recentelijk.

Want recent kreeg ik feedback die eigenlijk een mooie bewoording was voor ‘wat lijk jij op je ouders’. Zo vinden mensen me op werk een persoon die makkelijk aardig gevonden kan worden en erg goed voor een groep collega’s kan zorgen. Dat is duidelijk mijn moeder. Ook vinden ze het hilarisch dat ik zo klein ben voor een Nederlander. Ook daarvoor dank, mam. Daarnaast maak ik grappen waarvan ik een dikke tien jaar geleden tegen mijn vader zou zeggen dat hij me er mee voor schut zette. Nu zijn het de pareltjes uit mijn repertoire en schater ik zelf het hardste mee. Duidelijk trekjes van mijn vader.

Maar, hoe vaag en algemeen deze dingen ook blijven, mijn partner (in crime) moest de afgelopen dagen toch wel twee keer zuchtend vermelden dat ik erg op mijn vader leek. Zo wist ik een ober haarfijn uit te leggen waarom de borrelplank niet smaakte – tortilla chips uit een zak die al 2 weken open op het aanrecht liggen classificeren niet als nacho’s – op een toon die net wat te hard was. Zo kon de rest van het terras meegenieten van ons gesprek. Niet heel veel later vroeg ik in een net iets te sjiek restaurant of ik met de kok op de foto mocht. Waarom? Hij is het broertje van een teamgenoot. Uiteraard moest ik staan voor de foto. Uiteraard moest dat midden in het restaurant.

Het is wel duidelijk dat na jaren van zelfontplooiing ik een mooie cirkel heb gelopen en erachter ben gekomen dat ik verdomd veel op mijn ouders lijk. Zowel de goede als de slechte eigenschappen heb ik weten te verfijnen en als je al mijn grappen kent, dan ken je die van mijn vader ook wel. Waar mijn jonge versie dit als verlies zag, weet ik inmiddels wel beter. Ik ben trots op de persoon die ik ben, juist omdat ik zowel op paps als op mams lijk. 

Het enige waar ik nog niet over uit ben is of mijn moeder gelijk heeft over de invulling ervan. Want volgens haar komen al mijn goede eigenschappen van haar en al mijn slechte eigenschappen van mijn vader. Tijd dat Stef Bos ‘Mama, ik lijk steeds meer op jou’ uit gaat brengen.

Vorige
Vorige

Rot op met je degelijkheid

Volgende
Volgende

Je kunt het toch niet goed doen #7